'De warme lucht van het vliegveld wikkelt zich om ons heen, het ruikt hier anders dan in Rio, ik zoek in mijn herinnering en vind Suriname. Er hangt iets noodlottigs aan dit soort kleine, tropische vliegvelden. Tussen het eenzame groepje dat nu van het verlaten vliegtuig naar het stationsgebouw wandelt bevinden zich geheime agenten van le Carré, Greene en Fleming, en daarom is er natuurlijk ook die vrachtwagen vol gewapende militairen, sombere gezichten onder meedogenloze helmen. Een bus waar Breda op staat rijdt ons naar de stad. Links liggen onophoudelijk stranden met niemand erop. Op zee een enkele keer een vlot met een visser, een uitgeholde boomstam met een zeil dat naar achteren leunt als een topzware ganzeveer.'
Brazilië, Bolivia, Mexico, Suriname: het zijn aansprekende landen waar Cees Nooteboom voet aan wal zet en doordat hij erover schrijft wordt de aantrekkelijkheid ervan alleen maar groter. Het meest bijzonder is het verslag van een scheepsreis vanuit de Chileense haven Valparaiso via Vuureiland naar Buenos Aires, af en toe onderbroken door het bezoek aan een stad aan de kust: 'Ik bevind me op een schip dat tussen de scherpe rotswanden in dit vreemde dal van ijswater stilligt. De motoren staan op andante, maar we gaan nergens heen. Het levende ijs wordt rondgedeeld in glazen en ziet eruit als ijs, wit, glanzend, doorzichtig. Als de whisky eroverheen spoelt, ontstaat er even een effect van vloeibaar goud over doorzichtig zilver. Drink ik nu 23 000 jaar oud water? Water van voor Plato, Homerus, Aristoteles, Christus? Bewaarde tijd, dat is wat ik drink. Oud water.'