Douwe Flinx, politiechef tevens hertog te Ankh-Meurbork, moet als ambassadeur naar het duistere Überwald, een land rijk aan vet. Opeens is hij een opgejaagde vluchteling in een winters woud, met alleen nog zijn aangeboren slimheid en die akelige broek van oom Wanja (nee, vraag maar niks). Weerwolven volgen zijn spoor, en – ze halen hem in.