Romanschrijver Gyeong-ha reist op verzoek van haar vriendin In-seon – die door een ongeluk in het ziekenhuis terecht is gekomen – naar Jeju-eiland om zich over haar vogel te ontfermen die alleen thuis is achtergebleven. Het eiland, van 1948 tot 1954 het schouwtoneel van een burgeropstand die tienduizenden het leven kostte, wordt op dat moment geteisterd door een zware sneeuwstorm. Als Gyeong-ha eindelijk aankomt bij het huis van In-seon wordt zij geconfronteerd met het pijnlijke verleden van haar familie. De oom van In-seon wordt sinds het bloedbad vermist en haar moeder, Jeong-sim, wijdt sindsdien haar leven aan het terugvinden van haar vermiste broer. Ze reist het hele land door en weigert te accepteren dat ze haar broer wellicht nooit meer zal zien.
Een roman over de bloederige opstand op Jeju-eiland, over de reis van dood naar leven, over veerkracht en pijn maar vooral ook over onvoorwaardelijke liefde en het besef dat liefde noch rouw ooit zullen eindigen.