Door zijn magnumopus Hersttij der Middeleeuwen (1919) werd Huizinga wereldberoemd. In het boek betoogt Huizinga dat de overdreven formaliteit en romantiek van het laatmiddeleeuwse hofleven een verdedigingsmechanisme was tegen de toenemende verruwing van de maatschappij. Voor deze cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis koos Huizinga bewust voor kronieken en literatuur als bronmateriaal en niet voor archiefstukken. Zijn kunsthistorische benadering heeft hem enerzijds veel lof en anderzijds veel kritiek opgeleverd. De Nederlander Johan Huizinga (1872 – 1945) was historicus, antropoloog en cultuurfilosoof. Hij is de grondlegger van de Nederlandstalige cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis. Zijn Herfsttij der Middeleeuwen (1919), Erasmus (1924) en Homo Ludens (1938) worden tot zijn belangrijkste werken gerekend. Uit zijn werk blijkt een voorliefde voor sprookjes en bewondering voor de middeleeuwse ridderlijke ethiek. Vanwege het sterke literaire karakter van zijn werk is Huizinga meermaals genomineerd voor de Nobelprijs voor de literatuur.