Op een wintermiddag in het jaar 2000 verlaat Hannah Dankerlui haar huis in de Amsterdamse binnenstad. Uit zelfbehoud. Onderweg naar een schuiladres meanderen haar gedachten door heden en verleden. Haar vader, een zwarte Surinamer, had haar geleerd dat het verleden een eindeloos tijdschap is waarin feiten en invallen, geuren en woorden over elkaar schuiven als in een caleidoscoop. Haar moeder stamt af van negerjoden met een vooroudergeschiedenis op Joden Savanne, een nederzetting van voor de inquisitie gevluchte sefarden. Hannah is met haar familiegeschiedenis opgezadeld. Ze zou een punt achter het verleden willen zetten, licht door het leven reizen, maar ze is bang dat ze zonder herinneringen uit elkaar zal vallen.
Beletristika i književnost